Nieuwsartikel
Terug in de tijd: Eén directrice, twee directeuren
Zuster Josephta was de directrice van het eerste uur. Van 1959 tot 969 heeft hij ’t Hooge Veer opgebouwd en geleid. Daarna was zij tot haar afscheid in 1975 adjunct-directrice. Een terugblik op de pioniersjaren.
Juli 1959… Huize ’t Hooge Veer... Neen, Huize De Goede Herder. We namen daar onze intrek, Zr. Francesco Dingenouts, mejuffrouw Frans Rovers, mejuffrouw Nel v.d. Bosch en ondergetekende. Ik wil een kleine beschrijving geven van de vertrekken die we konden innemen. Bij het binnenkomen was rechts een klein kantoortje waar mejuffrouw G. Mes tien jaar lang haar werk met veel zorg zou verrichten, daarnaast ons ‘klooster’, het vroegere portierskamertje, ons eerste groepsverblijf. De tegenwoordige administratie. Aan het eind van deze gang een houten schot. De trap op, waar we boven konden beschikken over een aantal kleine kamertjes, een slaapzaal en de gang in gaande een tweede groepsverblijf. Denkt u niet dat dit alles al keurig in orde was want alles stond nog volop in het teken van de verbouwing. Vanzelfsprekend hadden we nog geen pupillen. We moesten eerst zorgen dat we zelf konden slapen, wonen enz. We begonnen dus de eerste dag dat we onze intrek namen met het uitpakken van: ledikanten, matrassen, dekens, lakens, badhanddoeken enz. We namen elk een kamertje als verblijf. Een keuken hadden we wel, tenminste een keukentje waar echter nog geen kachel stond. Warm eten hadden we dus niet; maar geen nood, we waren ’s middags te gast bij de zusters van de Goede Herder. We werden daar zeer hartelijk ontvangen en de zorg voor ons was buitengewoon.
De jaren dat we samen in het gebouw woonden, hebben we het altijd heel prettig gehad met elkaar. Zr. Francesco zou voorlopig de zorg voor de keuken op zich nemen, de kachel kwam, maar kon helaas niet door de deur, achterom en een raam uitgehakt, kachel erdoor en het raam weer opnieuw erin gemetseld. Dat ging allemaal. In dit keukentje werd gekookt, voor de boterham gezorgd en er kwam voorlopig een wasmachine te staan waar we na enkele weken, ’s zaterdags en ’s zondags broekjes en luiers wasten.
Ons eerste meisje dat werd opgenomen was Ansje Simons. Langzaam maar zeker kwam er meer personeel, meer kinderen en groeide ons gezin. De eerste bedzaal werd in orde gebracht, waar nu de kamer is van de directeur. Zr. Driessen, onze verpleegster, had daar de zorg over. Een vaste internaatsarts hadden we ong niet, maar Dr. Starmans, toen huisarts in Gilze, naam de honneurs waar. Hij heeft dit altijd met zeer veel zorg en toewijding gedaan en stond altijd klaar als zijn hulp werd ingeroepen.
Om 07.00 uur begon de vroege dienst. Men was vóór zeven uur in huis en op klokslag 07.00 uur op de slaapzalen. Kwam er één soms te laat, dan had ze… bij Boerke Mutsaers voor de spoorbomen moeten wachten… De verbouwing ging steeds verder… Denk niet dat dit zo maar ging. Altijd zat men in de rommel, zand in de gangen; in het najaar natte gangen met slijk en vaak bladeren die binnenwaaiden, tochtende gangen e.d.
Vrijdags om 17.00 uur kregen de heren van de bouw een groot kruis achter hun rug, men ging de gangen schuren en dweilen, sloot de deuren en men genoot van een rustig, warm en schoon weekend. Maandag hetzelfde liedje.
Meer kinderen… meer personeel. De groepen waren 12 tot 16 kinderen groot met 5 á 6 leidsters. De nadruk werd in die tijd gelegd op de verzorging, dus schone kleren, mooi gepoetste schoentjes. We konden er dan ook gerust trots op zijn als ze gingen wandelen op straat. Op de groep hield men de kinderen bezig met spelletjes en handwerken. We konden dan ook spoedig onze eerste handwerktentoonstelling houden tot grote voldoening van de ouders. Ook toneelstukjes werden opgevoerd. Vooral Kerstmis nam een grote plaats in. Toen het 5-jarig bestaan werd gevierd in onze tonaalzaal, had elke groep een toneelstukje en zelfs een dansje. De sfeer onder het personeel was prettig, men kende iedereen en men had heel wat voor elkaar over. Men droeg in de zomer een wit uniform met bandschort of barakschort; in de winter een donkerblauw uniform met witte bandschort.
Na 2 jaar was onze eerste school klaar waar Zr. Melanie Klaassen als hoofd fungeerde. Al gauw werden de 4 en 5 klassen in gebruik genomen. Ook was mejuffrouw Ans Marchand begonnen met haar eerste arbeidsactivering. Zij heeft de grondslag gelegd voor wat er op dat gebied wordt gepresteerd. Ook de Z-opleiding had een aanvang genomen met de vooropleiding. Na de examens, die in huis werden afgenomen, werden gezellige feestavondjes georganiseerd.
De zusters van de Goede Herder waren naar Someren vertrokken en voor onze zusters kwam het klooster vrij, alsook de kapel waar onze kinderen elke zondag naar de Hoogmis gingen.
Het zusteraantal was toegenomen, ander personeel als: chefkok met zijn staf, hoofdverpleegster en verpleegsters, psycholoog, orthopedagoge, enz.
Tienjarig bestaan, groot feest in de schouwburg, Deken Schouten droeg de H. Mis op. Hierna begon de feestaanbieding van de ouders …. Een drumband. Gordijnen op, daar stonden onze kinderen in uniform en de eerste nummers, ingestudeerd door de heer Wouters, klonken door de Schouwburg… doodse stilte, bewondering en emotie. Bij deze gelegenheid werd afscheid genomen van Dr. Starmans, die zijn taak al tien jaar met veel toewijding verrichtte. Hij werd opgevolgd door Dr. Zuring, met wie ik nog 6 jaar prettig samenwerkte.
Als men bovenstaand verslag leest, zou men de indruk krijgen dat alles op rolletjes liep en dat er geen moeilijkheden waren. Waar men echter pioniert, stuit men op veel moeilijkheden. Denkt men aan de verbouwing… vele jaren in de rommel, vuil en stof. De verbouwing bracht bovendien met zich mee dat men voortdurend moest verhuizen, bijv. de keuken eerst in de tegenwoordige kamer van Peter Katsman, toen naar de boerderij, eindelijk naar de plaats waar de keuken nu is. Het magazijn… boven, begane grond, zolder bij de boerderij… tot de nu bestemde plaats. Wat het personeel betreft had men weleens te kampen met ziekte, o.a. geelzucht enz. Was er dan niet voldoende personeel voor de nachtdienst, dan ging ondergetekende erin.
Men was dan van te voren niet gaan slapen en ook de andere dag ging dat niet, zodat de werkdagen weleens kleine 40 uren waren. Maar dat vond ik niet erg, helpen waar het nodig was.
Mejuffrouw Thilda Beekman had de zorg voor het interne personeel. In die tijd was het: om half elf binnen en zorgen dat je met de vroege dienst om zeven uur op de afdeling bent. Dit was dus voor haar een hele zorg, wat ze met veel toewijding deed.
Denken we nu even aan de kinderen. We hadden dagen, dat er 5 kinderen op één dag binnenkwamen. Dit bracht veel zorg met zich mee. We moesten door de dood ook kinderen afgeven. We zorgden dat ze heel mooi verzorgd werden, begrafenis hadden en dat de ouders werden opgevangen.
Na de uitvaart kwamen de ouders terug, we dronken gezamenlijk koffie met een broodje, praatten nog veel na en namen dan afscheid van dankbare ouders. Toen Dr. Zuring in 1969 op ’t Hooge Veer zijn functie waarnam en er steeds meer stafleden kwamen, werd mijn taak steeds lichter tot ik in 1975 afscheid nam van ’t Hooge Veer. Het werd een grandioos afscheidsfeest.
Hier rest mij nog één plicht, namelijk dank op de eerste plaats aan de zusters religieuzen, die zich met hart en ziel gaven aan hun werk en voor wie de zondagen en soms zelfs hoge feestdagen werkdagen waren. Ik denk hier aan: was sorteren, telefoon waarnemen, met de eerste zondag de hele dag voor de ouders en bij de ouders zijn. Dan denk ik verder alle personaal, zowel huiselijk als verplegend; ik dank tenslotte de ouders met wie ik veel lief en leed mocht delen.
Ik wens ’t Hooge Veer nog vele mooie jaren toe.
Er gebeurt meer bij Amarant